Aflevering 4 - Gaston Duribreux

Share:

Listens: 0

Kamer in Oostende

Miscellaneous


‘‘Daar zat hij ’s winters in de kou te schrijven,’ zegt Yanty. ‘Mijn vader had een dikke deken om zijn bovenlijf geslagen, want hierboven is geen verwarming. Op een keer kwam ik op de kamer en zag mijn vader snikkend voor het venster zitten. Ik was een jongetje van vijf. Mijn vader weende en zuchtte. Ik was geschokt, ik vroeg aan mijn vader of hij pijn had: “Paatje, wat is er?” “Maar niets, jongetje, de held van mijn boek is zo ongelukkig.” Ik vraag mij af: hoe stil was het hierboven ’s winters, als de kou ijsbloemen tekende op het vensterglas? Uit de kast haalt Yanty de zwarte hoed van zijn vader en reikt hem mij aan. Ik zet hem op. Ik ga nu zelf zitten aan het kleine schrijftafeltje. Ik sla een roze Sole Mio-deken om, die als een brede stijve kapmantel om mijn schouders valt. De twee zoons staren mij aan. Ik zie mijzelf in de spiegel van de buffetkast. Ik schrik. Tizik. Dat ben ik: met mijn mantel en hoed lijk ik op een herder, Joseph Beuys, een schilder met een bloemenhoed, en vooral de oude schrijver Duribreux zelf. Dit is de gemeenschap die schrijvers hebben met schrijvers. Ik zie de terugkerende tijd, de trage mechanica waarvan mensen deel uitmaken. Ik zie hoe de tijd in voorwerpen indaalt, op melancholieke wijze versmelt, de dingen doet verkleuren.’ Uit ‘Kamer in Oostende’. Scène in het Pension Du Parc.